ZOODRA DE VIJVER DE SCHADUWEN VAN DEN DUBBELTOREN

Zoodra de vijver de schaduwen van den dubbeltoren
in zijne spiegelen vat,
verlaat de stad,
mijn uitverkoren,
verlaat de steenen stad.
Wacht niet naar zon; de zon is in uw oogen.
Uw liefste siddert of het goudig bruin,
dat vonkelt onder donkere bogen,
niet klaar komt schitteren tusschen 't groen.
Wacht niet naar zon, mijn schat;
de zon is in uw zoen.

Kom in den tuin, nabij den tweelingtoren.
Kom wandelen in onzer vreugden tuin.
De rhododendrons geuren;
de merels worden zwart.
Treed waar uw liefste treedt en volg het schoon gebeuren.
Er staat een boomken met een ronde gele kruin;
en de platanen scheuren
de schorse van hun hart.



94 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.