ZAL IK ZINGEN VÓÓR MIJN WIJN

Zal ik zingen vóór mijn wijn?
Zal ik lachen, zal ik denken?
Zal ik drinken maar en schenken?
Zal ik eenzaam vroolijk zijn?

Die mij haten, hoonen, krenken,
willen mij met edik drenken.
Zal ik treuren vóór mijn wijn?

Zie, zoovele vreugden wenken.
Ria mijn, aan u te denken
jaagt de Schelde door den Rijn.

Droomen zal ik vóór mijn wijn,
drinkend aan uw kussen denken,
neigend u mijn hart uitschenken,
tot den grond, als jongen wijn.

Jonge wijn,
godenwijn!
Liefde kan niet eenzaam zijn.



41 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.
143 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.