VERBONDEN.

Eén zijn wij, één, door vrijer willen één!
Niet kinderlijk, maar mannelijk en vrouwelijk!
Nu wordt ons alles, lief en leed, gemeen,
Hoogheilig door een plechtig zielenhouwlijk.

Wij voelen ons op aarde als 't ware alleen
En de aarde lacht zoo troostvol en vertrouwlijk;
En wat nog diep en donker lag voorheen,
Heft ze in den dag gelijk de dag aanschouwlijk.

O zie! De hemel breidt zich breeder uit,
Verhoogt zijn hoog, verdiept zijn diep onendig,
Een lichtpaleis, vol trillend kleurgeluid,

Alblauw van dak, van gevelen blauwendig,
Met de eeuwge zon in top, waaruit bestendig
Nieuw licht ontsprankelt en nieuw leven spruit!



50 Ideaal. Een sonnettenkrans, Gent (A. Siffer) 1900, 60 p.
67 Uit zonnige jeugd, Amsterdam z.j. (1916), 75 p.
188 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.