TROOST VAN VER.

Troost, maar troost van ver, o zon,
Aarde die als ster begon.
Want zij haalt uit uw geschijn
Bij wat licht veel pijn.

Hult zij zich in smoor en mist,
Noodeloos verloren is 't
Dat gij bleeker dan de maan
In een floers komt staan.

Drijft gij wolk en angsten weg,
Kies in 't ruim den langsten weg,
Spannend eerst uw regenboog
Voor haar duister oog.

Zoo wie nadert tot mijn ziel
Die van 't schoonste lot verviel -
Nooit keert eigen licht vanher -
Troost, ach troost van ver!



55 Uit de diepten, Amsterdam (S.L Van Looy) 1911, 85 p.