TREED IN MIJN HUIS, SCHOON ZONNEKIND

Treed in mijn huis, schoon zonnekind,
treed in mijn huis.
Uw haren zijn vol morgenwind
en uw kleed vol blij geruisch.

Den dageraad zijt gij voorgegaan,
rozig doorgloeid.
De tuilen, die in 't oosten staan,
zijn haastig nagebloeid.

Over uw hoofd is gouden schijn,
bewegelijk blauw.
De parelen van uw oogen zijn
doorbeefd van dauw.



112 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.
151 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.