O SCHOONHEID, DEUGD.

O schoonheid, deugd van mijn dagen,
O vrouw die mij sterkt en mint,
En mijn hoofd op uw hart hebt gedragen
Als dit van uw eerste kind.

Nu liggen en lachen twee kopkens
Daar weelderig wonnig en kuisch.
Mijn rozelaar draagt twee knopkens
En 't geurt door al mijn huis;

En 't waait op al mijn wegen,
En 't ruischt uit elken boom
Een wondere zang en zegen,
Een gouden zonnedroom.

Laat God den hemel schragen
Zoo 'k aan mijn hart u druk.
O schoonheid, deugd van mijn dagen,
Wees eeuwig mijn geluk!



14 Uit de diepten, Amsterdam (S.L Van Looy) 1911, 85 p.