O EEN HOOP DIE GROENT

O een hoop die groent,
een zon die zoent,
en liefde die kan dragen!
O 't beste wat het leven heeft:
zielseigen dat men geerne geeft
en nooit terug wil vragen!

Ik weet een schat
ter torenstad
in 't land van mei en morgen.
De schat is mijn, het land is mijn,
moet altijd luid en brandend zijn.
Daar zal mijn hart voor zorgen.

O een hoop die groent,
een zon die zoent,
en liefde die kan dragen!
Zoowaar als God de sterren stuurt
het godlijke onzer nachten duurt
een eeuwigheid van dagen.



36 Meidoorn, Amsterdam-Tielt (L.J. Veen - J. Lannoo) 1925, 91 p.