MIJN SCHOON GELUK

Mijn schoon geluk, mijn schoon geluk,
als ik u aan mijn harte druk,
van al de donkre droppen
is daar geen dropken in mijn bloed,
dat zich niet spoedt, dat zich niet spoedt,
om op uw hart te kloppen.

Mijn schoon geluk, mijn hoog genoot,
noch wolkenbloei noch rozenrood
doorstroomt zoo lief verlangen
gelijk er trillert door mijn lied,
wanneer het uit de torens schiet
en vóor uw ziel blijft hangen.



29 Meidoorn, Amsterdam-Tielt (L.J. Veen - J. Lannoo) 1925, 91 p.