MIJN LIEFSTE IS OPGESTAAN VÓOR DAUW EN DAG

Mijn liefste is opgestaan vóor dauw en dag,
hierheen gekomen, uren ver,
om met den ochtend mij te groeten,
zoodat ik bij haar optreên op mijn leger lag,
nog droomend van den vorigen zoeten nacht.
Hoe welkom was haar lief gelaat!
Gezegend zij de ster,
die haar op die gedachte bracht,
gezegend hare voeten,
vaardig tot zoo dappere daad.



111 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.