JOHN ANDERSON.

UIT HET SCHOTSCH VAN ROB. BURNS.

JOHN Anderson, mijn trots, John,
In onzen eersten bloei;
Uw haar was lijk de rave,
Uw wenkbrauw dicht van groei.
Nu is uw wenkbrauw kaal, John,
Uw haar is wit en schots.
Maar op uw hoofd, die zegen Gods!
John Anderson, mijn trots.

John Anderson, mijn trots, John,
Wij klommen hier te gaar.
En menig blijden dag, John,
Beleefden we aan elkaar.
Nu stromplen wij bergneder,
Maar hand in hand, eens-lots;
Zoo slapen we aan den voet der rots!
John Anderson, mijn trots.



127 Liederen voor 't Volk, Maldegem (V. Delille) 1903, 143 p.