IK HEB OOGEN GEZIEN.

Ik heb oogen gezien, ik heb taal gehoord.
Daar was vuur in de blikken en staal in het woord.
O het kookt in de harten, het bruist in het bloed!
Alover de duinen ruischt de vloed,
Een ziedende zee die woelt en schuimt,
De vluchtende vlakten spoelt en ruimt,
Die stijgt, en noch stillen noch ebben zal,
Eer het blinkt in uw kribben en grebben, stal!
Ik heb oogen gezien, en glans en toorn;
Veel strijdende scharen met lans en hoorn!
Daar wapperen vanen; het toet, het helmt!
't Is slaan, 't is vallen, bebloed, bedwelmd!
En wederom rijzen, en wederom slaan!
Hoera! Hoe pal de gelederen staan!
Mijn zegen, mijn zoon! In den dood vooruit!
Het volk is te velde en de noodklok luidt.



76 Toortsen, Amsterdam (S.L.Van Looy) 1909, 92p.