HOE BREEKT DE DAG, TOT DEZEN GANG GEKOZEN

Hoe breekt de dag, tot dezen gang gekozen,
zoo heerlijk aan.
De wind vaart uit de rozen
van het Oosten, om geurig vóor te gaan,

De heuvelen, in den nacht verborgen,
verschijnen op het zuiver blauw;
en vóor de spiegelen van den dauw
buigt zich de morgen.



87 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.