HET WAALSCHE WIJF

Zoo hangt al honderd, honderd jaar
Dat Waalsche wijf om uw nek?
't Weegt zwaar.

Hoe zijt gij aan die bruid geraakt?
Zij had mij gek en blind gemaakt.

Bracht zij iets mede?
Ja, een schat!....
Een scheef gezicht en een snijdend blad.

Wat spraakt gij samen, Waalsch of Dietsch?
Het wijf zei alles en ik niets.

En moest gij vechten om 't gelijk?
Zij had het woord, meteen het rijk.

En werken?
Deed ik slag om slinger!
Het luie stuk verstak geen vinger.

Zij was u trouw toch?
Reeds als bruid
Keek zij loensch naar den Franschman uit.

Wat hebt gij door haar gewonnen?
Schulden.
Dit nog: ik leerde dragen en dulden.

Zoo hadt gij honderd jaar verdriet....
En kroost?
Van haar? Gelukkig niet.



140 De Noodhoorn. Vierde uitgave, Amsterdam 1932, 160 p.
139 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.
133 De Noodhoorns uitgegeven in 1940, 1943 en 1975, 186 p.