HET ONWEER ZET DE VERTEN ROS

Het onweer zet de verten ros.
De hemelen zijn gescheurd.
Wat ook gebeurd is of gebeurt,
wij gaan niet los.
Wij staan op hoogten, die nog nooit aanschouwd,
vóor ruimten, eindeloos diep.
Wij hebben op een God vertrouwd,
die nog niet alles schiep.
Omhoog, waar laaie liefde in 't roodste hart begon!
Terug, o vlam, naar de eerste zon!



243 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.