DE LUIAARD ALLEEN.

De luiaard alleen verdient geen brood.
Ook 't varken is lui, maar het voedt, gedood.
Wat maakt gij beneden de zwijnen nest,
En wroet en vervalt in uw eigen mest?
Er uit! Of ik sla met dees harden doorn!
Plant erwten en koolen, oogst beeten en koorn!..
Als de zoon des velds, met bloote borst,
De tarwe maait of laadt of dorscht,
Als de zeis hem gloeit in de forsche greep,
Als hij rukt dat het snijdt aan den kempen reep,
Of ploft met den vluggen vlegel, kijkt
Hoe de arbeid de spannende spieren verrijkt
Met leniger schoonheid; merkt en beseft
Hoe de glans van het alm den mensch verheft.
Op! recht door de wereld, geen ander tot last,
En eet als gij werkt, en werkt gij niet, vast!



40 Toortsen, Amsterdam (S.L.Van Looy) 1909, 92p.
79 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.
90 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.