DE HEERLIJKE TOCHT

De heerlijke tocht door de Zuiderzee,
Wie maakte'er hem mee?
De tocht naar Zurig en Kornwerderzand,
Bij bliksemflitsen en waterbrand,
Door de dansende zee naar het dansende land?
De wind was mee in de scheurende wolk,
De waaiende meeuw om de draaiende kolk,
En het juichende, zingende Dietsche Volk!

Rookende regen bij doffen donder,
't Schip schoot hoog en diep weer onder;
Alles wild en alles wonder;
Vliegt de Blauwvoet!

Grijzen grauwden, groenen blankten;
Lachend worstelden die verkrankten,
Blikkend op hen die nimmer wankten.
Vliegt de Blauwvoet!

Ongestuim en overkrachtig!
O dat lied en diet, eendrachtig,
Over de wereld wordt het machtig!
Vliegt de Blauwvoet!

De heerlijke tocht door de Zuiderzee
Wie maakt'er hem mêe?
De tocht, die eeuwig verheffend geheugt,
Waar sloegen omhoog, in een storm van jeugd,
Borms' kristene kracht en mijn heidensche vreugd?
Holland was er met Vlaanderen saam,
Al strijdbelust, triomfbekwaam,
Eén hart, één ziel, één Volk, één naam!

Giert maar, winden, dreigt maar baren,
Over de hoofden zal het klaren:
Vlaandren blijft met Holland varen!



149 De Noodhoorn. Vierde uitgave, Amsterdam 1932, 160 p.
153 De Noodhoorns uitgegeven in 1940, 1943 en 1975, 186 p.