DE GOEDE SCHACHT.

MIJN boeken en mijn borden
Zijn eindelijk in Gent.
Ik wil een dokter worden,
Nu ben ik al student.
Daar valt wat meer te leeren
Dan ik eerst had gedacht...
Ik zal wel braaf studeeren,
Ik ben een goede schacht.

Ik zag mijn professoren
En hunnen hoogen hoed;
In ootmoed als herboren
Heb ik hen diep gegroet.
Wat hebben al die heeren
Toch wetenschap in pacht!
Ik zal wel braaf studeeren,
Ik ben een goede schacht.

Maar de "oude" die me richten,
Zijn ook een achtbaar volk;
Ze dragen hun gezichten
In strenge tabakwolk.
Hen kennen, dienen, eeren,
Verdiept mijn denkenskracht.
Ik wil wel braaf studeeren,
Ik ben een goede schacht.

Ik drink wel graag een beker,
En hoor wel graag een lied;
En meedoen zal ik zeker
Als 't niet te vaak geschiedt.
Een pintje kan ik teeren,
Geen negen noch geen acht.
Ik zal wel braaf studeeren,
Ik ben een goede schacht.

Een meisje te beminnen,
Dat kostte heel wat tijd;
Ik raakte er vast mijn zinnen
En mijn gedachten kwijt.
Ik wil maar niet verkeeren,
Maar blokken dag en nacht!
Ik zal wel braaf studeeren,
Ik ben een goede schacht.

Eens zal ik dokter worden,
Nu ben ik al student.
Mijn boeken en mijn borden
Verhuis ik dan uit Gent.
Dan zal ik mij geneeren,
Door heel een dorp geacht.
Ik zal wel braaf studeeren,
Ik ben een goede schacht.



54 Liederen voor 't Volk, Maldegem (V. Delille) 1903, 143 p.