BELGISCH VOLKSLIED

Gegroet, mijn Land, uit nood en dood verrezen,
Grondeerlijk Volk, zoo dapper in 't gevecht!
Gegroet, o Vorst, de Vader onzer weezen,
De Held der Eer, de Koning van het Recht.
De wereld vlecht, bewondrend en vol liefde,
Een lauwerkrans omheen uw doornenkroon;
En Belgie's kroost, gegroeid in strijd die griefde,
Zwaait trotsch en trouw met palmen om den Troon.

Geen broedertwist zal ooit een Volk verneedren
Dat grootsch eendrachtig streed voor have en goed.
Twee talen klonken boven de geleedren,
Twee talen brengen hulde aan heldenmoed.
O jeugdig Land, geen rechten roemt men ouder,
Geen leus zoo fier, geen burgers zoo gelijk.
Voet tegen voet en schouder tegen schouder
Houdt gansch het Volk de wacht voor gansch het Rijk.

Blijft samen als de halmen van uw korens,
Geeft steun voor steun, uw broeders zijn uw kracht.
Verheft uw geest zoo hoog als uwe torens,
Ontplooit uw kunst zoo ver uw glorie vlagt.
De Koning waakt; o Belgen, hebt vertrouwen,
Het Heden toont u wat de Toekomst kan.
Laat elk zijn hart gelijk een veld bebouwen,
Geen Land is klein dat groeit in elken man.



50 De zware kroon. Verzen uit den oorlogstijd, Bussum 1915, 58 p.