ARM KIND DES VOLKS.

Arm kind des volks, Mignon, Mignon,
Waar is uw leven, uw licht, uw zon?
Wie ziet uw naaktheid, uw krankheid, uw nood,
Uw bloedlooze wang en den traan in uw brood?
Wie let, in der feesten speierglans,
Op uw stillen weemoedigen eierdans?
Wie merkt hoe uw tengere ledekens plooi'n?
En uw oogen, om hulp niet, om meelij schooi'n?
Uw oogen, zoekend naar 't heilig oord,
Waar uw zingend zieltje aan toebehoort,
Ginds diep in het hemelsch vergezicht,
Waar engels stoeien in sterrenlicht? -
Arm kind; de marmeren beelden schrei'n,
En de gouden menschen in weelden wei'n,
Wijl uw broeders, bij weenenden toortsenbrand,
Daarhenen u dragen: Kennst du das Land?



42 Toortsen, Amsterdam (S.L.Van Looy) 1909, 92p.