WIE KAN DE TIJDEN GRIJPEN?

Wie kan de tijden grijpen
en naar zijn handen plooien?
Wie kan een mens verandren,
laat staan een heel geslacht?
Wij ploegen maar, niet wetend
wie zal de zaden strooien,
noch minder wie zal oogsten.
Want kracht is tegen kracht;

want kind is tegen ouder
en denken tegen denken.
Waar wij van boven bouwen,
wordt onderaan gesloopt.
Wie hoedt voor langzaam zwichten?
Wie hoedt voor schielijk zwenken?
O geest, die node twijfelt;
o hart, dat altijd hoopt!

Zovelen zijn door Vlaanderen
gekweekt en groot geworden
en lieten hunne moeder,
zodra zij offers vroeg.
Verraad heeft altijd redenen,
zo 't heet van hoger orden;
verraad heeft schoon verschijnen
en woordenpraal genoeg.

Beproefde geest versaagt niet,
al gaan er honderdtallen
van wie men heil verwachtte,
voor land en volk te loor.
Saploze vruchtjes moeten
ten harden zomer vallen;
maar andre vruchten groeien
er des te rijker door.



148 De Noodhoorn. Vierde uitgave, Amsterdam 1932, 160 p.
157 De Noodhoorns uitgegeven in 1940, 1943 en 1975, 186 p.
68 René De Clercq. Daar is maar één land.... Hasselt 1964, 76 p.