WEDERZIEN.

Ik sprak haar zoolang en ik weende en ik loeg,
Ze zei mij niet veel maar ze zei mij genoeg.

Ik moest haar verhalen mijn schuld en mijn spijt,
Mijn lijden, mijn wanhoop, mijn lastigen strijd.

Ik sprak haar zoolang en nog langer ik wou,
Van al wat ik wenschte en van al wat ik zou.

En als ik haar weer om vergiffenis vroeg,
Ze zei me niet veel maar ze zei mij genoeg.

En weder hernam ik, en weder begon,
En voelde niet dat ik niet eindigen kon.

En weder hernam ik, en stamelde, en zei,
Totdat ze op mijn mond haar klein handeken lei

Totdat er een traan in haar oogelijn hing,
En 't woord me voorgoed op de lippen verging.

Dan zweeg ik en weende, dan zweeg ik en loeg.
Ze zei mij niet veel maar ze zei mij genoeg.



83 Echo's, Gent (A. Siffer) 1900, 131 p.
116 Gedichten, Amsterdam (S.L. Van Looy) 1907, 224 p.
126 Gedichten, tweede vermeerderde druk, Amsterdam 1911, 242 p.
136 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.
45 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.