WAT MAAKT GIJ U OM VREUGDEN DRUK

Wat maakt gij u om vreugden druk,
om glans, die gauw verbloeide?
Wil geen geluk,
wil geen geluk,
dat niet de pijn doorgloeide.

Omhang met armen onze smart.
Waar zij de lucht doorkliefde,
wordt alles hart,
geslagen hart.
Het leven brandt in liefde.

Tot waar de dag schreit om den nacht
voel ik haar vlucht ververren.
Een donkre kracht,
in God gedacht,
ontsteekt de klare sterren.



154 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.