UW OOGEN VOEL IK BRANDEN OP MIJN HART

Uw oogen voel ik branden op mijn hart.
Dat scheurt daarbinnen.
Beproefd beminnen!
Geen schreien is 't, maar 't zingen van de smart.

Ach, Ria! Breken mij de tranen uit,
het is van deugden
en trotsche vreugden
dat ik uw lijden aan mijn lijden sluit.

Mijn eigen heilig hemelsch aangezicht!
Nu zijn wij beiden,
om nooit te scheiden,
verbonden vóor het wonder van Gods licht.



184 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.