UW OOGEN STAAN VOOR MIJ

Uw oogen staan voor mij
den ganschen dag.
Waar ik gaan of keeren mag,
uw oogen staan voor mij.

Uw oogen vragen veel.
Wat kan ik geven?
Mijn liefde en al mijn leven,
dat is al lang uw deel.

Ik heb noch land, noch huis,
vermogen noch bedienden,
alleen wat verre vrienden,
mijn arbeid en mijn kruis.

Uw oogen staan voor mij.
Wat heb ik meer te vragen?
Ik draag wel zware dagen,
doch voel: zij gaan voorbij.



55 Nagelaten Gedichten, Amsterdam (G. Van Soest) 1937, 95 p.