TE WANDELEN ONDER UW BLOEMEN

Te wandelen onder uw bloemen, boomen en struiken,
uw levende bloemen die roeren met de twijgen;
te luisteren naar uw ruisching, rijker geur te ruiken,
en stil te staan voor schoonheid die doet zwijgen.

Te wandelen onder uw bloemen, blinkend uit de bladeren,
die, met der aarde liefde en 't leven van de winden,
zoo vrijlijk los en hoog den blauwen hemel naderen,
en in het eigen hart denzelfden bloei te vinden!

Wiegelt, wiegelt, goudregen, kastanjen, seringen,
zwartroode schermen van den meidoorn, wiegelt.
Mijn liefste buigt naar water, dat uw schoon weerspiegelt,
al wandelend, wandelend door herinneringen.



56 Meidoorn, Amsterdam-Tielt (L.J. Veen - J. Lannoo) 1925, 91 p.