O, MOEST HET OOIT GEBEUREN

O moest het ooit gebeuren
Dat wij de sterke zon
De hemelen zien scheuren
En zinken tot haar bron,
Zoodat zij nimmer, nimmer keeren kon;

Hoe zouden wij, voor 't sterven,
Eer alles rouwt tot zwart,
Met siddrend oog en hart
Nog staren in de verven
Vol schoonheid van de hoogste smart!

Staag echter komt de lichtgloed stof en schuim vergouden.
Daar is, in heel de oneindigheid, zoo diep geen kolk,
Dat hij de zon kan onder houden,
Doch wat wij dan, in liefde en schrik, bewondren zouden:
Der eeuwen nood en dood, dat voelt een stervend volk.



59 De Noodhoorn. Vaderlandsche liederen, Utrecht 1916, 63 p.
44 Vaderlandsche liederen, Volksuitgave, Anderlecht 1917, 48 p.
47 De Noodhoorn. Tweede uitgave, Tielt en Amsterdam 1927, 98 p.
56 De Noodhoorn. Vierde uitgave, Amsterdam 1932, 160 p.
161 De Noodhoorns uitgegeven in 1940, 1943 en 1975, 186 p.