NIJG UW VOORHOOFD NADER

Nijg uw voorhoofd nader,
met uw haren lief verward.
Ieder heffende ader
stroomt vol zuiver hart.

Nijg uw voorhoofd nader.
Zacht is mij die warme druk,
daar ik 't boek doorblader
van ons schoon geluk.

Nijg uw voorhoofd nader,
eer mijn vreugd u tegenschreit.
Ria, zóo te gader
Ziet ons de eeuwigheid.



255 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.