NACHTLIED.

Twee zustersterren wenken,
Twee zusterzielen denken.
Zij denkt aan mij, ik denk aan haar:
De goê gedachten gaan te gaâr.

Waar voert gij, trage voeten?
Blijft staan, de sterren groeten!
En sterrentaal is hoog en waar:
De goê gedachten gaan te gaâr.

O liefde voelt geen verte;
En, klopt het eene herte,
Licht wordt het ander het gewaar:
De goê gedachten gaan te gaâr.

Het stroomt als Godes zegen,
Elkander zalig tegen.
De hemel is éénblauw, éénklaar...
De goê gedachten gaan te gaâr.



73 Liederen voor 't Volk, Maldegem (V. Delille) 1903, 143 p.
137 Gedichten, tweede vermeerderde druk, Amsterdam 1911, 242 p.
149 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.