MET DANK VAN MELODIJ

Met dank van melodij,
om hoog en schoon beminnen,
moet ik den dag beginnen.

Liefde en zon zijn éen, alrein, altrouw, alsterk:
het stralen van uw blik, het ruischen in mijn werk.

Wat zoek ik buiten mij
en wil de wereld winnen?
Ik draag de zon vanbinnen.



159 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.