LIEFSTE, KOM UIT

Ria spreekt:

Liefste, kom uit,
de harde steenen uit.
Voel mee de teerheid van het kruid.
Hoor, is 't de merel, die daar fluit?

Bloemen, bloemen!
Ze blinken blank en rood en geel.
Een zacht viooltje ontluikt den steel.
Laat staan, er zijn er nog niet veel.

Zie, de linde,
levend goud om 't oude brons.
Er is al groen, getjilp, gegons. -
Zie de linde: zij bloeit voor ons.

En de wolken!
Ze varen hoog, ze varen gauw,
een zuiv're sneeuw van zee en dauw.
Wolken en zon in 't frissche blauw.

Liefste, kom uit,
de harde steenen uit.
Elkander tegen door het kruid!
Is de aarde niet als ik: een bruid?



38 Nagelaten Gedichten, Amsterdam (G. Van Soest) 1937, 95 p.