GEEF ARBEID MIJ

Geef arbeid mij en krachten tevens
en 'k sta voor mijne ziele borg.
Wat vult er de ijdelten des levens
tenzij de strenge zware zorg?
O goed te zijn in al dat slecht is,
o trouw te zijn in al dat vals!
De moed, te staan waar 't arme recht is,
dat is mij rijkdom boven all's.

De wil, de trots, te durven denken,
tot daad te smeden een gedicht;
in schoonheid heel zijn ziel te schenken
aan 't arme volk dat smacht naar licht;
niet meegedreven voort te vlotten
maar zelf te stuwen in den stroom;
te streven waar de laffen spotten;
o vrijheid, vrijheid die ik droom!

Van mij, wie leeft van zijne schande,
wien niet de nood zijns broeders treft!
Van mij, wie niet in vrijen lande
zichzelf tot vrijen man verheft.
O Vlaanderen, breke uw zon de wolk uit,
weze elk een kracht, een macht, een mens.
Goedheil! De wereld sluit geen volk uit;
het rijk der braven heeft geen grens.



41 De zware kroon. Verzen uit den oorlogstijd, Bussum 1915, 58 p.
7 De Noodhoorn. Vierde uitgave, Amsterdam 1932, 160 p.
105 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.
32 De Noodhoorns uitgegeven in 1940, 1943 en 1975, 186 p.
46 René De Clercq. Daar is maar één land.... Hasselt 1964, 76 p.
119 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.