DOOD AAN DEN DOOD.

Dood aan den dood, aan den haat, aan den worm!
Alwezen ontvouwe zijn krachtigsten vorm!
Lijk het hart van de bloem dat het hart van den mensch
In schoonheid ontgloeie en vlamme eer het slens!
Niets sterve of het hebbe volledig geleefd;
Volvoelend toch eenmaal geweend en gebeefd
Uit meer dan wanhoop, woede, pijn;
Toch eenmaal om de enkele vreugd van het Zijn!
De bliksmende lach des regendrups,
Het wonder geneucht der kruipende rups
Die schielijk ontvlerkt tot vlinder, de kreet
Der gevangene vlieg die vlucht door een reet
Van uw webbe, o spin, en uw eigen blij bloed
Wanneer ik u schoonende schud van mijn voet,
Dat alles doorhuivert me, ontzaggelijk diep,
En ik juich in het Licht dat het Leven eerst schiep.



62 Toortsen, Amsterdam (S.L.Van Looy) 1909, 92p.
81 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.
94 René De Clercq. Liederen, leeft! Sint-Niklaas 1977, 202 p.