DIEP IN HET KOREN.

Diep in het koren
daar gaat er een lied;
die 't niet wil hooren
die luistere niet.

Griet hing aan Doren,
en Doren aan Griet.
Diep in het koren
daar ging er een lied.

Ginds in de voren
Wi-wi-ti-wiet-wiet!
Diep in het koren
daar ging er een lied.

Spoedig aan 't sporen
en alles doorspied!
Diep in het koren
daar ging er een lied.

Doren was voren,
en achter was Griet.
Diep in het koren
daar ging er een lied.

't Spoor was verloren,
maar, wi-ti-wiet-wiet!
Diep in het koren
daar ging er een lied.



19 Liederen voor 't Volk, Maldegem (V. Delille) 1903, 143 p.
47 Natuur, St.-Martens-Latem (De Praetere) z.j. (1903), 128 p.
27 Uit zonnige jeugd, Amsterdam z.j. (1916), 75 p.
248 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.