DE WINTER KOMT MET WIND EN KOU

De Winter komt met wind en kou.
Mijn roode beuk ziet woest.
Ik weet wel wat me troosten zou,
als iets mij troosten moest.

Ik weet wel wat verheugen zal
wen alles keert tot smart:
der schoone liedren peerlenval,
klaar op mijn hart!



31 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.