DE GOUDEN DAG IS HEEN.

De gouden dag is heen.
Mijn schoonste licht gedoofd.
Het donker buigt het hoofd
En houdt het hart beneen.
O zoo nu rijzen kon
En stralen door het grauw
Uw heerlijk wit op blauw,
Glanszuster van de zon;
Dat molen, huis en boom,
't Land van mijn liefde en vreugd,
Weer sprake van mijn jeugd
In stil, stil, nagedroom.
Een nacht van geen geluid,
Maar vol erinnering,
Vol teere tinteling
Met al de sterren uit!...



59 Uit de diepten, Amsterdam (S.L Van Looy) 1911, 85 p.