BLAUW WELFT ZICH UWE ZIEL

Blauw welft zich uwe ziel
vol sterren om de mijne.
Uw oogen zijn zoo groot dat gansch de nacht er schijne.
Dat is de hemel daar ik lig en kniel.

Dat is de hemel waar, om 't bloeien van uw pracht,
de godheid huivert.
Uw ziel heeft mijne ziel gezuiverd.
Schoon is de nacht.



82 Meidoorn, Amsterdam-Tielt (L.J. Veen - J. Lannoo) 1925, 91 p.