ALS MIJN ENGEL SLAPEN GAAT

Als mijn engel slapen gaat
legt zij van zich smart en smaad,
wacht een beetren morgen af,
zalig zoo de liefde in 't graf.

Vóor dat graf ligt mijne ziel
vroom en hoopvol neergeknield,
houdt er trouw de heilige wacht,
heel den wondren schoonen nacht.



151 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p.